Proeftuin Fijnstof

Fijnstof afvangstcapaciteit van Living Wall Systems

Om de fijnstof afvangstcapaciteit van LWS te bepalen worden proefpanelen in het midden van een windtunnel aan een rooster bevestigd en parallel met de luchtstroming geplaatst. Op deze manier wordt een vrije luchtstroming gegarandeerd. De concentratie fijnstof wordt voor en achter de planten opgemeten. Er zijn toestellen voorhanden voor het generen en meten van enerzijds ultrafijn stof (< 0,1 μm, i.e. PM0,1) en anderzijds fijnstof met een deeltjesgrootte kleiner dan 2,5 (PM2,5) en 10 μm (PM10). Luchtstroming aan de achterzijde van de panelen wordt verhinderd m.b.v. hulpstukken. De opstelling wordt ook getest zonder het plaatsen van een LWS om de fijnstofafzetting op de wanden van de windtunnel en de constructie zelf te bepalen (i.e. blanco meting). De collectie-efficiëntie wordt opgemeten bij een inkomende windsnelheid van 1 en 2,5 m/s. Dit komt overeen met respectievelijk zeer zwakke en zwakke wind volgens de schaal van Beaufort. De ventilator wordt aan de start van elk experiment opnieuw ingesteld om deze windsnelheden te bekomen aan de inlaat van de plantensectie.

De experimentele data wordt gebruikt om een analytisch depositiemodel op te stellen dat de fijnstofafvang van LWS systemen kan voorspellen a.h.v. de Leaf Area Density van het bladerdek. Bovendien wordt aan de hand van modellen getracht algemene richtlijnen op te stellen om een optimale afvangst te realiseren.

Windtunnelopstelling in de proeftuin fijnstof op Campus Groenenborgen in Antwerpen.